Hij werd geboren te Como
rond 23 na Chr. en kwam om het leven in de buurt
van Stabiae tijdens de uitbarsting van
de Vesuvius, op 24 augustus 79.Voor zijn opleiding kwam Plinius al vroeg naar Rome. Als jonge officier
diende hij onder Corbulo.
Later was hij keizerlijk procurator in verschillende gebieden
(Germania, Gallia Narbonensis, Gallia Belgica en Africa) en ten slotte
werd hij, als vertrouweling en adviseur van keizer Vespasianus,
commandant van het vlooteskader te Misenum in de baai van Napels. |
Tijdens zijn beroepsleven ontwikkelde hij tevens een grote literaire
bedrijvigheid en legde hij zich toe op de studie. Hij staat bekend als een
belezen man met universele weetgierigheid, die weinig behoefte had aan slaap en
zeer veel las en excerpeerde. Tijdens de lectuur van belangrijke werken maakte
hij aantekeningen waarmee hij zelf naslagwerken samenstelde op het gebied van
het krijgswezen,
de geschiedenis, de grammatica, de retoriek en de natuurwetenschappen. |
Plinius werd het slachtoffer van zijn eigen wetenschappelijke belangstelling
en zijn plichtsbetrachting: hij kwam om door verstikking (hij leed aan astma)
tijdens de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.Chr., toen hij zich naar het terrein
van de ramp had begeven, niet alleen voor waarnemingen, maar ook met het oog op
de evacuatie van geïsoleerde villabewoners. Hij voer van Misenum naar Pompei,
maar deze stad heeft hij nooit bereikt, want het was te donker door het as van
de vulkaan, dus voer hij naar Stabiae. Door de inlandige wind kon hij niet meer
wegvaren en hij is gestorven aan de giftige gassen (zwavel en kooldioxide) die
op hem veel meer impact hadden door zijn zwakke longen. De omstandigheden van
zijn dood én van de uitbarsting werden uitvoerig beschreven door zijn neef |
Van de 160 collecties van uittreksel die uit Plinius' verzamelwoede
voortkwamen, bezitten wij enkel nog de in 77 aan keizer Titus opgedragen Naturalis
Historia (in 2004 vertaald als De
wereld),
een ware encyclopedie die bestond uit 102 boeken, waarvan er nog 37 van
bewaard zijn, zonder veel kritische zin samengesteld, waarin een enorme
massa feiten is opgenomen, over natuurwetenschappen, astronomie,
aardrijkskunde, antropologie, biologie, geneeskunde, mineralogie (en
aansluitend daarbij tevens belangrijke gegevens over de toepassing in
en de geschiedenis van de beeldende kunsten). In boek XVI beschrijft
hij het boomloze land van de Chauken
tussen de Noordzee en de wouden,
waar mensen op terpen wonen en aarde als brandstof
gebruiken. |
Plinius' taal is niet echt verzorgd, maar zijn werk is van grote waarde als
bron voor de kennis over zijn tijd. In zijn Naturalis Historia beschrijft
Plinius ook de later naar hem genoemde Pliniusfontein in de buurt van de stad Tongeren, die hij
wellicht heeft leren kennen tijdens zijn verblijf in Gallia Belgica. |